Stoppen van kinderarbeid in de derde wereld heeft gevolgen voor bedrijven in Nederland. Steeds meer consumenten nemen stelling tegen producten van kinderarbeid.  Zowel de consumenten als de overheid dwingen bedrijven om stappen te zetten.

De Wet zorgplicht kinderarbeid is in februari 2017 al aangenomen in de Tweede Kamer. In januari bespreekt de eerste kamer deze wet. Deze wet voorkomt leveren van goederen en diensten die met kinderarbeid tot stand zijn gekomen.

Ieder bedrijf hoort volgens de wet eisen te stellen aan de leveranciers. Bedrijven moeten garanderen dat door de hele keten heen geen kinderarbeid aan de producten te pas is gekomen.

Voor Nederlandse producten?

Veel van de ergste vormen van kinderarbeid komen voor in ketens die direct gelinkt zijn met op de Nederlandse markt verkrijgbare producten zoals voedsel, kleding, elektronica en cosmetica.

Wereldwijd zijn er naar schatting nog 152 miljoen slachtoffers van kinderarbeid.

Kinderarbeid berooft kinderen van hun kindertijd en ontneemt ze de toegang tot fundamentele zaken als scholing, veiligheid en gezondheid. De VN heeft daarom de doelstelling vastgelegd om kinderarbeid in 2025 overal uit te bannen.

Bedrijven voor en werkgevers tegen wet

Grote bedrijven steunen het initiatief van Tony’s Chocolonely voor deze Wet.

Nestlé, Heineken, Aegon Nederland, G-Star RAW, Bavaria, Koninklijke Auping, Verstegen Spices & Sauces, Wessanen, Rabobank en meer bedrijven zijn voorstander. Zij zien de Wet zorgplicht kinderarbeid als een goed instrument om kinderarbeid tegen te gaan.

Werkgeverorganisaties MKB-Nederland en VNO-NCW zijn tegen een nieuwe wet. Zij vinden wel dat kinderarbeid een groot probleem is dat moet worden uitgebannen. Zij vinden echter dat de aanpak via de lopende convenanten op het gebied van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) meer effect sorteert dan een moeilijk uitvoerbare wet.

Wet of convenant?

Vóór een wet pleit dat bedrijven actief moeten inzetten tegen kinderarbeid. Er zijn ook al bedrijven mee bezig. De wet voorkomt concurrentienadeel voor deze bedrijven. Daarnaast hebben steeds meer Europese landen wetgeving in voorbereiding. Of er is al wetgeving die bedrijven verplicht inzicht te geven in hoe zij misstanden als kinderarbeid binnen hun keten aanpakken.

MKB-Nederland en VNO-NCW verwachten dat het effect van het wetsvoorstel beperkt is. Kinderarbeid staat namelijk niet op zichzelf en heeft te maken met vraagstukken als mensenrechten, arbeidsnormen en milieu. Die zaken komen aan bod in de IMVO-convenanten, maar niet in het wetsvoorstel. Ook kan via de convenanten het midden- en kleinbedrijf beter worden bereikt, aldus de werkgeversorganisaties.

Een ander bezwaar voor hen is dat de Wet kinderarbeid neerkomt op een eenmalige verklaring door bedrijven. De bestrijding van kinderarbeid vraagt om een continu proces. Ook is naleving moeilijk omdat de ketens van bedrijven in meer landen opereren. Daarom zien de werkgevers meer in het maken van ‘vrijwillige maar niet vrijblijvende’ afspraken tussen bedrijven.